geschiedenis milieu politiek wetenschap

Stureluurs

Landbouw vult de schatkist en dat is lange tijd de belangrijkste reden voor de bestuurders van ons land om zich ermee te bemoeien. Men heft belasting per dier, per gewas en per mens en wel zoveel dat de boer net niet bezwijkt. Sturing geven aan het boerenbedrijf is niet nodig. Men gaat ervan uit dat de ervaring van generaties leidt tot de meest effectieve bedrijfsvoering. Die veronderstelling is terecht als de omstandigheden nauwelijks veranderen. Bestuurders regelen daarom alleen de zaken die van algemeen belang zijn, zoals de waterhuishouding. Ook privileges van de eigen kaste worden beschermd, zoals de jacht.

Pas tegen het einde van de 19de eeuw gaat de overheid zich serieus bezighouden met de bedrijfsvoering van de boer. Ontwikkelingen gaan dan razend snel, met name door de toepassing van stoomkracht. De prijzen van granen dalen door goedkope aanvoer uit Amerika en er ontstaat een landbouwcrisis, die ook de inkomsten van de staat raakt. De Nederlandse regering besluit de boeren te steunen door onderzoek, voorlichting en wetgeving. Er ontstaan coöperaties en later ook productschappen, bestuurd door boeren. Die kunnen verplichtingen opleggen als het collectieve belang daarmee is gediend. Deze combinatie van boerenzelfbestuur en overheidsbestuur, met een sterke inbreng van de wetenschap, werkt voortreffelijk en brengt welvaart en respect: de gouden driehoek is geboren. Partijen houden elkaar scherp en vullen elkaar aan, wat leidt tot doortimmerd beleid dat breed gedragen wordt. Na de Tweede Wereldoorlog zorgt deze drie-eenheid voor een sterke export van landbouwproducten. De inkomsten daarvan zijn hard nodig om Nederland in staat te stellen haar industrie weer op te bouwen.

Tegen het einde van de 20ste eeuw gaat deze sturende driehoek beetje bij beetje verloren. De rol van de overheid wordt te kostbaar voor het afkalvend economisch belang van de landbouw. Eerst wordt de landbouwvoorlichting verzelfstandigd, daarna het landbouwkundig onderzoek. Dat gebeurt in combinatie met forse bezuinigingen. Den Haag laat dus steeds meer taken over aan het bedrijfsleven. Strijdig met deze ontwikkeling is dat in 2014 ook de goed functionerende productschappen worden opgeheven. Dat gebeurt naar wens van de VVD, maar tegen de wens van het bedrijfsleven omdat die daarmee effectieve sturingsmogelijkheden uit handen wordt geslagen. Andere landen van de Europese Unie zijn dan druk in de weer om dergelijke organisaties naar Nederlands voorbeeld op te richten.

In onze samenleving groeit het besef dat de manier van boeren onze leefruimte beïnvloedt, met gevolgen voor de volksgezondheid, recreatiemogelijkheden en woongenot. Na de Randstad is Eindhoven nu onze belangrijkste economische regio, waarvan de leefbaarheid  – en dus ook het vestigingsklimaat – teveel hinder ondervindt van de intensieve veehouderij, die slechts marginaal bijdraagt aan haar economisch succes.
De huidige boerenbestuurders missen het gezag van hun voorgangers om de landbouw maatschappelijk verantwoord te sturen. De boeren van nu zijn ondernemers, die handelen vanuit eigen belang; gewenst gedrag kan niet meer wettelijk of sociaal door hun voormannen worden afgedwongen. Een recent voorbeeld is de mestproductie. Boerenbestuurders verzekerden de overheid er voor te zorgen dat die na het afschaffen van de melkquotering (2015) beneden het plafond zou blijven dat met Europa werd afgesproken. De overheid ging akkoord met het verzoek om zelfsturing, met totale chaos als resultaat, waardoor de overheid alsnog tot noodwetgeving moest overgaan.

De sturing van de landbouw is een taak van onze overheid en hoort bij de uitvoering ervan te worden ondersteund dor bedrijfsleven en wetenschap. Helaas is de portefeuille landbouw voor de meeste politieke partijen een onaantrekkelijke sluitpost bij de verdeling van de woordvoerderschappen. In de regel ontbreekt voldoende kennis van zaken. Woordvoerders van partijen als VVD en CDA onderhouden intensief contact met de landbouwvoormannen, nemen over wat die van hun achterban horen en negeren wetenschappelijke kennis als die daar niet bij past. Deze partijen vinden dan ook dat dat er best nog wat vee bij kan. Bewindslieden worden door die volksvertegenwoordigers dan ook met onuitvoerbare opdrachten naar Brussel gestuurd.