klimaat milieu

Klimaat

Verandering van het klimaat heeft onmiskenbaar voordelen voor de teelt van onze landbouwgewassen, maar wegen die op tegen de nadelen?

Door het verbranden van kolen, olie en gas stijgt het gehalte van koolstofdioxide (CO2) in de lucht om onze planeet. Deze fossiele brandstoffen zijn miljoenen jaren geleden gevormd uit planten, die CO2 voor hun groei aan de lucht onttrokken, zoals planten dat nog steeds doen. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw werd in groeimodellen voor gewassen uitgegaan van een standaardwaarde van 300 deeltjes CO2 per miljoen deeltjes lucht. Nu is die waarde al 400 en zal blijven toenemen zolang fossiele brandstoffen worden gebruikt. Daardoor verandert het klimaat. Ook methaan en lachgas dragen bij aan klimaatsverandering. Ze ontstaan vooral door landbouwactiviteiten, maar een belangrijk verschil met CO2 is dat deze stoffen in de atmosfeer worden afgebroken, waardoor hun effect tijdelijk is. Niettemin is een aanzienlijke reductie van hun emissies gewenst en technisch mogelijk door een efficiënter gebruik van meststoffen en voer.

Voor onze landbouw betekent de klimaatverandering dat de groei van de gewassen in het voorjaar eerder kan beginnen, door hogere temperaturen. In het najaar blijft het langer warm, maar door de korter wordende dagen is de hoeveelheid licht dan al snel de meest beperkende factor voor groei. Al met al is de het groeiseizoen nu een maand langer dan in de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Vooral gewassen met een (sub)tropische afkomst, zoals mais, profiteren daarvan.

De kans op late vorst in het voorjaar, of vroege vorst in het najaar, is een stuk kleiner geworden. Rond 1800 was het niet uitzonderlijk dat de boekweit in juni bevroor en de spurrie in oktober. Boekweit was belangrijk voor de voeding van het gezin, als pap of pannenkoeken. Spurrie was in het najaar belangrijk als vers voer voor de koeien. Het gaf aan de boter een typische smaak, die zeer gewaardeerd werd, waardoor die boter goed betaald werd. Het bevriezen van de spurrie dwong de boer de toch al krappe wintervoorraden hooi al vroeg aan te spreken en wat van hun vee te verkopen. De boeren in Peel en Kempen waren te arm om voer bij te kopen, en konden slechts hopen op een vroeg voorjaar.

CO2 komt de plant binnen via de huidmondjes in de bladeren. Ze zijn vergelijkbaar met ramen, die als ze open staan voor frisse lucht in de kamer zorgen. Binnen de plant is de luchtvochtigheid zeer hoog. De huid van het blad laat weinig water door, maar als de huidmondjes open staan ontsnapt waterdamp via die weg. Een vuistregel zegt dat voor één kg opbrengst van het gewas (als droge stof) nu 250 liter water nodig is. Als de concentratie CO2 in de lucht toeneemt hoeven de huidmondjes minder ver open, om voldoende CO2 binnen te laten. Daardoor zal per eenheid groei minder water via de huidmondjes ontsnappen, waardoor met eenzelfde hoeveelheid water meer groei kan worden gerealiseerd. Water wordt dus efficiënter benut.

Voor onze gewassen heeft de opwarming van de aarde dus duidelijk voordelen. Maar er zijn ook nadelen. Plagen en ziekten die tot voor kort hier onbekend waren rukken op vanuit het zuiden. Ze zijn schadelijk, maar in de regel kunnen ze spoedig na aankomst afdoende worden bestreden. Een veel belangrijker nadeel is de grotere kans op extreme weersomstandigheden. Hittegolven zullen vaker voor komen en intenser zijn. Een plotseling sterke stijging van de temperatuur zorgt bij veel van onze gewassen voor hittestress, die het functioneren van de plant ontregelt wat leidt tot opbrengst- en kwaliteitsverlies. Hittegolven gaan in de regel gepaard met weinig neerslag, waardoor vochttekorten kunnen ontstaan. Gelukkig kan op de meeste droogtegevoelige velden worden beregend. Het grootste nadeel van klimaatsverandering is de grotere kans op zware storm en op heftige hoos- en hagelbuien. Ze kunnen het gewas op elk moment tijdens het langere groeiseizoen zwaar beschadigen of vernietigen, en de boer heeft geen mogelijkheid om dat te voorkomen.